- De mosselman
- Le marchand / producteur de moules
- Zeg, ken jij de mosselman
- De mosselman, de mosselman ?
- Zeg, ken jij de mosselman
- Die woont in Scheveningen ?
- Ja, ik ken de mosselman,
- de mosselman, de mosselman !
- Ja, ik ken de mosselman
- die woont in .Scheveningen !
- Samen kennen wij de mosselman,
- de mosselman, de mosselman
- Die woont in Scheveningen
- Le marchand / producteur de moules - Vocabulaire
- Zeg = dis ! ; kennen = connaître
- Die = qui ; wonen = habiter
- Ik = je ; wij = nous
- samen = ensemble, tous