Kling Klokjes Klingelingeling
Kling clochettes Klingelingeling
Kling klokjes klingelingeling, Kling klokjes kling (2x)
Winter is gekomen
Sneeuw ligt op de bomen
En in alle landen
Zie je lichtjes branden
Kling klokjes Klingelingeling -
Vocabulaire
Klok = cloche
Winter = l’hiver ; komen = arriver
Sneeuw = la neige ; liggen = s’étendre ; de bomen = les arbres
Alle = tous ; landen = les pays
Zien = voir ; licht = la lumière ; branden = brûler