Op een grote paddestoel
Sur un grand champignon

Op een grote paddestoel,
rood met witte strippen,
zit kabouter Spillebeen
heen en weer te wippen.
Krak, zei de paddestoel
met een diepe zucht
en de beentjes vliegen
hoepla in de lucht !

Sur un grand champignon- Vocabulaire

Op = sur ; groot = grand ; paddestoel = champignon
Rood = rouge ; wit = blanc ; strip = rayure
Zitten = être assis ; kabouter = lutin
Wippen = se balancer
Zei (imparfait de zeggen = dire)
Diep = profond ; zucht= soupir
het been (de benen/ de beentjes)= la jambe / les jambes; vliegen = voler
De lucht = l'air