- Smakelijk eten
- Smakelijk eten !
- Smakelijk eten !
- Hap, hap, hap !
- Hap, hap, hap !
- Dat zal lekker smaken !
- Dat zal lekker smaken !
- Eet maar op ! (2x)
- Smakelijk drinken !
- Smakelijk drinken !
- Gloep! Gloep! Gloep!
- Gloep! Gloep! Gloep!
- Dat zal lekker smaken !
- Dat zal lekker smaken !
- Drink maar op ! (2x)
- Vocabulaire
- Smakelijk eten = Bon appétit
- Smakelijk : appétit ; eten = manger
- Lekker = bon, appétissant
- Impératif = mange
- Drinken = boire